Bij het programmeren gebruiken we veel woorden en tekens die nieuw zijn. In deze lijst kan je ze opzoeken als je even bent vergeten wat ze ook alweer betekenen.
- ; – Puntkomma. Dit teken zet je aan het einde van elke instructie in C#, zodat de computer weet dat de regel klaar is.
- { } – Accolades of wriemel-haakjes. Deze haakjes gebruik je om aan te geven welke regels code bij elkaar horen, bijvoorbeeld bij een klasse, methode of als je na een if( ) meerdere regels wil hebben.
- ( ) – Normale haakjes. Deze komen altijd na de naam van een methode en kunnen ook gebruikt worden om een volgorde te bepalen, zoals bij normaal rekenen.
- Assets – Assets zijn alle dingen die je gebruikt om je game te maken, zoals plaatjes, scripts, prefabs en geluidsfragmenten. Het is ook het deel onderaan het scherm in Unity waar deze dingen in staan.
- C# – C- Sharp. Dit is de programmeertaal waar we mee werken tijdens de programmeerlessen.
- Class – In een klasse staat alles wat nodig is om datgene dat je met die klasse wil doen te laten werken. Er zijn veel klasses die je al kan gebruiken, maar vaak moet je ook zelf nieuwe klasses maken.
- Code – Stukjes tekst geschreven in een programmeertaal worden ook wel code genoemd.
- Collider (2D) – Een collider is een component dat je aan een game object toe kan voegen om ervoor te zorgen dat het tegen andere objecten met colliders aan kan botsen
- Component – Een component is een onderdeel van een Game Object. Met de Add Component knop in de Inspector kan je nieuwe componenten toevoegen.
- Coroutine – Een speciale soort methode waarin je aan kan geven dat gewacht moet worden voordat de instructies verder worden uitgevoerd.
- Hierarchy – Onderdeel van Unity waarin je de lijst van alle game objecten kan zien en welke objecten bij elkaar horen. De Hierarchy staat links in het scherm.
- Inspector – Onderdeel van Unity waarin je de details van een game object kan zien en welke componenten er aanzijn toegevoegd. De Inspector staat rechts in het scherm.
- Instructie – Een instructie is een regel code in programmeertaal die de computer een opdracht geeft om iets te doen. Eindigt altijd met een ;.
- Methode – Een methode is een lijstje met instructies die op een bepaald moment achter elkaar door de computer uitgevoerd moeten worden.
- Pixels Per Unit – Een instelling van sprite assets die bepaald hoeveel pixels van het plaatje er in 1 ‘meter’ in je spel passen. Dit gebruik je om ervoor te zorgen dat alles de goede grootte heeft. Meestal stel je dit in op de breedte van de sprite in pixels.
- Rigidbody (2D) – Een Rigidbody is een component dat je aan een game object toe kan voegen om ervoor te zorgen dat het kan bewegen.
- Velocity – Een Vector2 variabele van Rigibody dat je gebruikt voor de snelheid waarmee het object beweegt.
- Scene – Een scene is een level of scherm in je game waarin je game objecten toe kan voegen.
- Sprite – Een sprite is een plaatje dat je kan gebruiken in je game.
- Sprite Renderer – Een Component dat ervoor zorgt dat en hoe een sprite in je spel wordt getekend.
- Start( ) – Een methode die uitgevoerd wordt aan het begin van een scene/level.
- Unity – Unity is een programma dat je kan gebruiken om games mee te maken.
- Update( ) – Een methode die de hele tijd opnieuw uitgevoerd wordt.
- Variabele – Iets dat de computer moet onthouden van een bepaald type, bijvoorbeeld een getal of een stukje tekst, dat je een naam geeft en later kan instellen en gebruiken.
- Vector2 – Een type dat bestaat uit 2 floats, X en Y. X is horizontaal en Y is verticaal.
- Visual Studio – Het programma waarin je de scripts schrijft in de programmeertaal. Het maakt alle woorden die al bestaan voor je af en geeft een bericht als er een fout in je script zit.